Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD0400

Datum uitspraak2008-04-16
Datum gepubliceerd2008-04-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 08/1244 VEROR en AWB 08/1252
Statusgepubliceerd


Indicatie

Kapvergunning, reconstructieplan en nestelende vogels Het merendeel van de door verzoekster aangevoerde gronden tegen de kapvergunning zijn gericht tegen het plan tot reconstructie van de straat. De grond dat er sprake is van strijd met de Flora- en faunawet faalt. Ter zitting is vastgesteld dat de (meegebrachte) nesten met behulp van geknoopt nylondraad en ijzerdraad zijn vervaardigd. Daarom is onaannemelijk dat het om nesten van nestelende vogels gaat en rest geen andere conclusie dan dat deze namaaknesten in het weekeinde van 29 maart 2008 in de bomen aangebracht zijn.


Uitspraak

Rechtbank Amsterdam Sector Bestuursrecht voorlopige voorzieningen UITSPRAAK in het geding met reg.nrs. AWB 08/1244 VEROR en AWB 08/1252 VEROR tussen: Vereniging Rijdend Nederland, gevestigd te Amsterdam, verzoekster, vertegenwoordigd door mr. S.P. Dalmolen en C.J. Dekker, tegen: het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuideramstel van de gemeente Amsterdam, verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.H. van Soest. 1. PROCESVERLOOP De rechtbank heeft op 31 maart 2008 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ontvangen. Dit verzoek hangt samen met het beroep van verzoeker van 31 maart 2008, gericht tegen verweerders beslissing van 18 maart 2008 (hierna: het bestreden besluit). Het onderzoek is gesloten ter zitting van 11 april 2007. 2. OVERWEGINGEN Verweerder bij besluit van 16 oktober 2007 vergunning verleend voor het kappen van 11 bomen en het verplanten van 16 bomen in de Rijnstraat tussen de Vrijheidslaan en de Amstelkade te Amsterdam. De hiertegen door verzoekster gemaakte bezwaren heeft verweerder bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Verweerder heeft het besluit van 16 oktober 2007 in die zin gewijzigd dat de vergunning wordt verleend voor het kappen van 4 bomen en het verplanten van 16 bomen. Tevens wordt een herplantplicht voor 15 iepen opgelegd. Verzoekster heeft - kort samengevat - aangevoerd dat in de te kappen bomen vogelnesten aanwezig zijn en verweerder niet heeft onderzocht of er inheemse, beschermde vogelsoorten aanwezig zijn. Voorts heeft verzoekster een groot aantal grieven aangevoerd met betrekking tot de inrichting van en luchtkwaliteit in de buurt. Zij meent dat de herinrichting van het gebied, waartoe het kappen dan wel verplaatsen van de bomen noodzakelijk wordt geacht, leidt tot een verslechtering van de verkeerssituatie en de luchtkwaliteit ter plaatse. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de herinrichting van de buurt niet ter discussie staat. Voorts heeft verweerder aangevoerd dat de luchtkwaliteit wel een rol kan spelen bij (besluiten tot) herinrichting, maar niet in procedures over kapvergunningen. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Ingevolge artikel 8:86 van de Awb heeft de voorzieningenrechter de bevoegdheid om na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter zal in deze zaak van die bevoegdheid gebruik maken. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Kapverordening Stadsdeel Zuideramstel (hierna: Kapverordening) is het verboden, zonder vergunning van het dagelijks bestuur een houtopstand te vellen anders dan bij wijze van dunning. Ingevolge artikel 5, eerste lid van de Kapverordening kan het dagelijks bestuur de vergunning slechts weigeren in het belang van de handhaving van het natuur-, landschaps- of stadsschoon of om andere redenen van milieubeheer. Dit betekent dat een kapvergunning in beginsel moet worden verleend, tenzij een van de weigeringsgronden zich voordoet. Indien zich een weigeringsgrond voordoet, moet het met die weigeringsgrond verbonden belang worden afgewogen tegen de andere belangen die rechtstreeks zijn betrokken bij het besluit omtrent het al dan niet verlenen van een kapvergunning. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat de bevoegdheid van verweerder om de gevraagde vergunning af te wijzen van discretionaire aard is, hetgeen meebrengt dat de rechter het besluit dienaangaande slechts terughoudend kan toetsen. Verweerder heeft de vergunning tot de kap en het verplanten van bomen verleend ten behoeve van de realisering van het plan Reconstructie Rijnstraat fase I. Dit plan voorziet in groot onderhoud van de Rijnstraat, waarbij onder meer riolering en drinkwaterleidingen worden vernieuwd, het wegdek wordt vervangen en vrijliggende fietspaden worden aangelegd. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster een veelheid aan argumenten heeft opgeworpen die niet zozeer betrekking hebben op de verlening van de kapvergunning, maar die eerder zien op het door verweerder vastgestelde plan Reconstructie Rijnstraat fase I. Deze argumenten kunnen in onderhavige procedure in ieder geval niet aan de orde komen. In geschil is immers de door verweerder verleende kapvergunning aan de orde en niet het vastgestelde reconstructieplan . Mogelijk nadelige gevolgen voor de luchtkwaliteit, door verzoekster wel gesteld maar verder niet onderbouwd, staan evenmin ter beoordeling in de procedure betreffende de kapvergunning. Het aanwezig zijn van vogelnesten in de te kappen en de te herplanten bomen kan op zich de rechtmatigheid van de verleende vergunning niet aantasten. De aanwezigheid van nesten zou slechts onder omstandigheden kunnen leiden tot de conclusie dat het gebruik maken van de verleende vergunning in strijd zou komen met hetgeen in de Flora- en faunawet is bepaald. Overigens heeft verweerder ter zitting toegelicht dat de te kappen bomen dagelijks zijn geschouwd op zich mogelijk nestelende vogels. Nadat er tot en met vrijdag 28 maart geen nesten in de bomen zaten, werden op maandag 31 maart opeens een aantal nesten aangetroffen. De door verweerder ingeschakelde Algemene Inspectie Dienst heeft na onderzoek geconstateerd dat het namaaknesten betrof. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter kunnen vaststellen dat de meegebrachte nesten met behulp van geknoopt nylondraad en ijzerdraad waren vervaardigd. Daarom is onaannemelijk dat het om nesten van nestelende vogels gaat en rest geen andere conclusie dan dat deze namaak nesten in het weekeinde van 29 maart 2008 in de bomen aangebracht zijn. Van enige strijd met de Flora- en faunawet kan dus geen sprake zijn. De door verzoekster aangevoerde gronden kunnen daarom niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit, zodat de voorzieningenrechter het beroep ongegrond zal verklaren. Gegeven deze beslissing zal de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afwijzen. 3. BESLISSING De voorzieningenrechter: ? verklaart het beroep van verzoekster ongegrond; ? wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af. Deze uitspraak is gedaan op 16 april 2008 door mr. J.P. Smit, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H. van Hoeven, griffier, en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum. de griffier, de voorzieningenrechter, Tegen deze uitspraak kunnen, voor zover deze betreft het oordeel in de hoofdzaak (reg. nr. AWB 08/1252 VEROR), een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak, hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te 's Gravenhage. Afschrift verzonden op: DOC: B